Straatzwervertje kind aan huis

Vorige Start Omhoog Volgende

Straatzwervertje

Als 13-jarige komt hij met een vriendje mee. Hij vertelt dat hij overdag nooit thuis is, altijd in de stad. Hij steelt lege flessen en levert ze weer in voor geld voor eten. “Meer dan drie uur houd ik het binnen niet uit!”

Toch is hij al snel dagelijks vele uren langer bij de man en al snel ook vele nachten. Als snel zegt hij: “Ik blijf liever thuis”, waarmee hij het huis van de man bedoelt. “Reken maar dat ik blijf komen en nog lang zal blijven.”  Zo gebeurde het ook.

Kind aan huis

Een vitaal en actief jongetje – ‘overactief’ zou menigeen zeggen. Ook een hongerwolfje dat graag kookt en bakt en flink eet. Hij is dol op dieren en brengt er vele in huis. Hij is druk en open. Hij is bijvoorbeeld erg graag op de vuilnisbelt en sleept vandaar van alles mee. Hij vindt het daar “mooi” en wil dit ook aan de man laten zien. Per bootje gaan ze er heen en met een vol bootje weer terug. Het bootje ligt in de haven, vlak bij het ouderlijk huis van de jongen.

Alles wat hij meemaakt wil hij vertellen. De man wordt ‘zijn dagboek’. Slaapt hij er niet, dan belt hij steevast ’s avonds op om even bij te vertellen.

Ouders tevreden

De ouders zijn al snel tevreden want hun zoon zwerft heel wat minder door de stad. “Hij is beter nu,” zegt zijn moeder, “rustiger, huiselijker, vrolijker, blijer.” – Ook kinderlijker? Vraagt de man. 

“Ja. Met sommige vrienden wordt hij stoer, maar hier niet. Hij is hier graag en ik vind dit goed. Ik weet nu ook waar hij is en hij vertelt meer. Hij vertelt jou meer, weet ik. ’s Avonds wil hij dan nog even naar je toe. Dat uurtje is te kort, weet ik, maar het is niet erg als het dan wat later wordt; ik weet dan waar hij is.”   

Geen cirkel om zich heen

De jongen trekt niet, zoals veel mensen en ook jongeren doen, een cirkel om zich heen. Lijfelijke nabijheid, aanraken en aangeraakt worden is voor hem heel gewoon en gewenst.

“Ik slaap ook wel eens bloot”, zegt hij op een gegeven moment midden in een spel. Later: “Wil je me nog even kriebelen?” De man wil stoppen bij een grens van elastiek die hij verwacht, maar er is geen elastiek en geen grens wat de jongen betreft. “Ik zei toch daarnet: 'Ik slaap ook wel eens bloot!’ Ga maar verder hoor!”

Zo begint een seksueel aspect in de verhouding. De jongen was al niet preuts, alleen wat bang voor homoseksualiteit. Deze angst laat hij helemaal varen. Hij initieert, vraagt en geniet. Onbekommerd is hij bloot en baadt en slaapt bloot met andere jongens. Er is veel gestreeld en wat meer, maar nooit gepenetreerd. De jongen geeft precies aan wat hij wil.

Een vriendschap met een meisje raakt uit. Dit vindt hij niet erg. Zij liet hem onvoldoende vrij. – En ik? Vraagt de man. “Ja hoor, jij laat me juist vrij.”

De jongen kleedt zich mooi, in de ogen van de man. Kleurrijk en sierlijk. ’s Zomers draagt hij doorgaans een heel kort broekje en een gaatjeshemdje of een laag uitgesneden T-shirt zonder mouwen. Guitig gezichtje, lange donkere krullen.    

Zo ontwikkelt zich een vrijwel dagelijks contact. Straatzwervertje is ook nog wel graag in de stad, in de natuur of op het water. Hij brengt nogal wat dieren binnen, t/m gewonde eenden, duiven, een fret en meeuwen, maar ook een hond die hij bij de baas heeft weggehaald omdat deze het dier verwaarloosde. Volgens de baas zou de hond agressief zijn. 

"Dat is hij zelf!" zegt de jongen met zijn mensenkennis. De hond is in twee dagen tam en lief. Later komt hij weer met poezen aanzetten.

Hij kent de stad – en dus de stadsroddels – op zijn duimpje, maar hij gaat daar heel sociaal bekwaam mee om, op zijn wijze dan. Tegen de buurman zegt hij dat, als deze de man iets aan zou doen, hij zijn hele woonbuurt wel even zou optrommelen. “Dan heb je meteen tachtig Marokkanen voor je deur staan.” Dit bleek afdoende.  

De jongen is korte tijd bij een andere man kind aan huis. Er vindt daar echter geen hechting plaats. De jongen is er veel te druk en is al snel weer terug bij de man.    

 

Hond 

Hij rent een lange route 
samen met 'zijn' hond 
Hijgend en tevreden 
keren ze samen terug 

"Ik weet nog dat zijn vorige baas 
waar ik hem heb weggehaald 
tegen me zei: 'Nee, 
die hond kun je niet aaien, 
die is te agressief' 
Maar ik liep gewoon langs hem heen

En zie nou eens 
hoe lief hij bij ons ligt 
" Je kunt hem echt wel aaien. 
Die hond is heel blij 
Hij heeft hier een thuis gevonden "

Zei straatzwervertje

"M'n ouders zijn juist blij 
dat ik geen ouderkindje ben 
daar houden ze niet zo van" 

"Die hond is natuurlijk blij 
dat hij hier een goede baas
gevonden heeft"

"Die duiven
die gaan nooit meer weg
Ze hebben het goed hier
Hun oude baas verdient het niet eens
dat ze bij hem zijn!"

"Kijk kijk!
Zie je die vader-rat?
Alles doet hij met z'n kinderen,
alles laat hij toe!
Vooral met die ene
die hecht zich aan hem

Die keek laatst toch zo triest?
Hij zat maar zo stil?
Weet je...
Hij miste zijn vader!"

Ook conflicten

Hij is niet alleen de huiselijke poes, maar ook het straatkatje met de scherpe nagels, sluw en op zijn hoede. Bovendien een hongerwolfje.

 Conflicten zijn onvermijdelijk en soms fel; er moet wel iets van grensbewaking plaats vinden. Er zijn meer kinderen bij de man, dus er botsen wel eens belangen. Bovendien heeft de man tijd nodig om (thuis) te werken. 

De man echter weet hem hier bekwaam doorheen te loodsen. In de beleving van de jongen is er, zoals hij het zegt, “hier nooit ruzie, tenminste: geen echte.”

Contact met de ouders

Thuis is het helaas anders. Vader en zoon botsen voortdurend. Hij vertelt er niet eens alles van, zegt hij; dat zou te veel zijn om te vertellen, zelfs voor deze prater. Vader is veeleisend (behalve dan voor zichzelf) en afstandelijk. 

Je zult pa en zoon niet samen zien vissen, bijvoorbeeld. Dan zegt pa; “Joh, ga een eindje verderop zitten, je jaagt alle vissen weg met je gepraat.” De grootste klacht van de jongen is dat er thuis niet naar hem geluisterd wordt. Desgevraagd, door de man, proberen de ouders dit toch te gaan doen en gaat vader eens iets ondernemen samen met zijn zoon. De jongen is hier heel blij mee. De man is intussen, zoals de jongen het zegt: “Een soort vader voor me… Een soort hè.”    

De school

Op school is de jongen niet erg gewenst. Hij wordt er maar vaak op uitgestuurd voor een karweitje in de stad, waarbij hij zich niet hoeft te haasten, en later voor een lange stage in een fabriek.  

Gaandeweg is de jongen zestien jaar geworden. De school laat hem los, ver voor het einde van het schooljaar. Vervolgonderwijs zit er niet in. Er komt dan wel een erg lange vakantietijd in zicht. De ouders zien hier erg tegenop. De jongen voelt dit aan en voelt ook aan dat hij jong volwassen moet worden en moet gaan werken. Zodra er een kamer vrij is in het huis van de man, trekt hij daar in en gaat er wonen, tot opluchting van de ouders.  

Jongeman in huis

Er volgt geen gemakkelijke tijd voor beiden. De intimiteit wordt geleidelijk afgebouwd. Er moet verantwoordelijkheid geleerd worden, bijvoorbeeld voor het verzorgen van de eigen kamer en dieren. Ook speelt er voortdurend het risico of het feit van alcohol, hasjgebruik en criminaliteit, althans bijvoorbeeld eindeloos wisselende fietsen. Ook uitgaan en erg laat terugkomen. 

De man wacht dan. Zodoende had hij de tijd om een enorme rij boeken, waaronder de gehele Bijbel en de Qur'an te lezen…  

“Maar mijn ouders die gaan gewoon slapen, die laten me vrij” en een vriendje haakt in: “Mijn moeder zegt: ‘Je zoekt het maar uit!’ Ze laat me gewoon los.” 

De man echter zegt dan: 

“Ik laat je wel vrij, maar niet los, in de overtuiging dat dit niet goed voor je is. Losgelaten… dat wordt snel losgeslagen, en dat is niet goed.” 

De jongen reageert met: 

“Dat weet ik en eh… dat waardeer ik ook wel.”

Er ontstaat inderdaad evenwicht, weinig tot geen druggebruik of criminaliteit, er blijft huiselijkheid. Na een half jaar vindt de vader werk voor zijn zoon en trekt deze weer in in het ouderlijk huis, om later zelfstandig te gaan wonen - met een hond.

Van dagboek tot weekboek

Tot in lengte van jaren blijft de jongen een vaste bezoeker. De man wordt van ‘dagboek’ gaandeweg tot ‘weekboek’. Bij voorkomende klussen en problemen is de jongen een bekwame helper, zowel praktisch alsook sociaal in zaken als stadsroddel, waar hij alles van af weet.

Een goed soort vader

De man ontmoet later de vader van de jongen in een café. Vader uit zich erg tevreden over ‘het soort vaderschap van de man.’

      Jaren later ontmoet de man de vader, onmiskenbaar vergezeld door een hond, bij de bushalte. Deze blijkt pal voor diens woning te liggen, terwijl de zoon daar vlak om de hoek woont. De vader, inmiddels gescheiden van de moeder, laat even de hond van de zoon uit. Dus komt de man daar later op bezoek en wordt er samen teruggekeken.
De terugblik van beiden, vader en zoon, is alleen maar positief.

Vorige Start Omhoog Volgende